Nog even…

en dan verlaten we Ierland. Zaterdag nemen we de ferry naar Cherbourg.

We wéten het, de reis zit erop. Maar ons gevoel hinkt nog even achter de feiten aan. Wat een trip was dit.

Prachtig, verrassend, mysterieus, soms magisch. Het leek wel alsof iedere dag een hoogtepunt had gereserveerd. De Wild Atlantic Way van het begin tot het eind verrassend. Na iedere bult of bocht weer een ahhhhh.

Rijden over die route is een feest tenminste, als je van smalle wegen, plotselinge schapen en kuilen houdt. Asfalt hier is geen vloeiende strook, maar een patchwork gemaakt door de locale bevolking.

Soms mag je hier 80 of zelfs 100 kilometer per uur. Dat mág dus. Maar dan moet je wel volledig levensmoe zijn of meedoen met een rally.

Na Derry laten we de noordkust achter ons en trekken dwars door het binnenland, richting Rosslare. De ferry wacht daar ergens, maar het voelt alsof we steeds dieper het onbekende in rijden. De wegen worden nóg smaller.

Dorpen lijken uitgestorven of de mensen schrikken zo als ze ons zien aankomen dat ze ramen en deuren gesloten houden.

We zijn in een streek waar alles Keltisch ademt: de taal, de borden, de sfeer. De tijd heeft stil gestaan.

We zijn eigenlijk op de weg terug, zo’n fase in onze reis waarbij we merken dat de nieuwsgierigheid even plaatsmaakt voor vooruitkijken. Het is genoeg zo maar dan…..verrast Ierland ons nog één keer.

Een naam verschijnt op een bord: Clonmacnoise. Klinkt als een spreuk die Harry Potter uitspreekt. Het blijkt een historisch pareltje aan de oevers van de Shannon.

Hier stichtte Sint Ciarán in 548 een klooster. Niet zomaar een kloostertje, maar een plek die uitgroeide tot een spiritueel zwaartepunt in Europa dat vele pelgrims trok.

Zeven kerken, ronde torens, verweerde kruisen, alsof de tijd hier besloot een dutje te doen en vergat weer op te staan.

De plek is bijzonder. We praten niet maar fluisteren. Wat moet dit in zijn glorietijd geweest zijn. Respect voor de bouwers die met minimale gereedschappen zulke bouwwerken, kruizen en bewerkte stenen maakten.

En dan denk je: als zelfs paus Johannes Paulus II hier kwam bidden in 1979, dan kunnen wij ook wel even stilstaan. En dat doen we. Tussen de ruïnes. Tussen toeristen die door touroperators een half uur zijn losgelaten alsof Clonmacnoise een soort religieuze pitstop is.

Maar het raakt ons. De stilte. De stenen. De geschiedenis. Misschien zijn we dan toch een beetje pelgrim gebleven.

En zo sluiten we Ierland af. Niet met dans en muziek maar met verwondering en een lichte buiging.

Dank je wel, Ierland.

Voor je regenbogen, ruige kusten, onverwachte ontmoetingen, gastvrije ontvangsten, vier jaargetijden in een dag, mist, regen, storm maar ook zon.

Morgen varen we varen weg. Maar als het weer het toelaat zullen we nog lang achterom kijken.

De zeven kerken.