Wat voor tatoeage zou je laten zetten en waar?
De vrouw lijkt zenuwachtig heen en weer te lopen in de grauwe straat zonder tuintjes. Bij de enige winkel in deze straat op Katendrecht blijft ze even staan, kijkt naar binnen en loopt weer door. Nu staat ze wat langer voor de winkel, kijkt alle kanten op en stapt voorzichtig de winkel in. Door het openen van de deur gaat er een harde bel af. Ze staat alleen in de verder lege winkel. In het voorste gedeelte staat een aftandse lederen bank en een tafeltje met oude tijdschriften. Het andere gedeelte is afgesloten met een rood velours gordijn. Het blijft even stil maar dan beweegt het gordijn en door de opening komt een man. Hij draagt een wit hemd en zijn armen zijn helemaal bedekt met tatoeages. Verbaast kijkt hij de vrouw aan.
Mevrouwtje, kan ik iets voor u betekenen? Ehhh ja, ik wil graag een tatoeage, is dat mogelijk? De man begint hartelijk te lachen. Een tatoeage, U? De meesten van mijn klanten zijn dronken zeelui maar een vrouw heb ik nog niet eerder hier gezien. Bent u dronken of zo? Nee maar ik wil het al zolang, ik wil een hartje met de naam van mijn zoon op mijn bovenarm. Hij vaart en heeft in Casablanca een hartje met mijn naam op zijn arm laten zetten. Weet u het echt zeker? Ja heel zeker. Oké loopt u maar mee naar achteren.
Ik hoorde dit verhaal in 1968 toen ik net aangemonsterd was voor de SS Rotterdam. Een tatoeage was iets voor zeelui die teveel gedronken hadden. Hoe anders is het nu. Van de jonge mensen die een tatoeage hebben is nu 60% vrouw. De tato shops vermenigvuldigen zich als konijnen in het voorjaar. In zeven jaar tijd is het aantal verdubbeld naar 1658 en dat zijn alleen de officiële shops. Er zijn tegenwoordig ook thuisprikkers. Via de Chinese Ali heb je al snel de apparatuur in huis. Als tatoeëerder heb je geen diploma nodig maar wel een vergunning. Beun de haas heeft die natuurlijk niet. Voor mij geen thuisprikker.
De vraag is, wat voor tatoeage zou je nemen en waar. In mijn tijd als zeevarende is het er nooit van gekomen ondanks dat ik best wel eens iets teveel gedronken had. Als ik het nu zou doen, ik heb serieus met de gedachte rondgelopen, zou het de Jacobsschelp zijn. De Jacobsschelp op mijn linkerkuit. Linker kuit? Ja een beetje bijgeloof. Rechter hoe slechter en linker hoe flinker. Maar zo flink ben ik nu ook niet en daarom voor mij geen tatoeage.
Iedere dag ontvang ik een tip om over te schrijven vandaag:
Waarvan word je gespannen?
Het begon zo ontspannen. Gewoon een leuk feestje bij gezellige mensen. Misschien herken je het wel. Stoelen netjes in een kring gezet. Bijzettafeltjes met kleurrijke servetjes erop. Op de uitnodiging stond, aanvang feestje om 20:00 uur. Einde?
Zoals gewoonlijk ben ik er niet op de aangegeven tijd. Als ik om half negen binnenkom zijn bijna alle stoelen bezet. Er is nog een plaatsje naast iemand die het hoogste woord heeft. Oei, te laat voor de koffie. De kopjes en schaaltjes waar nog duidelijk sporen van gebak op te zien is gaan net richting keuken. Komt goed uit, scheelt weer een paar calorieën. De vrijgekomen ruimte op de niet al te grote tafeltjes wordt snel ingenomen door flesjes bier en wijn. Tussen de glazen is net nog ruimte voor bakjes gevuld met nootjes, olijven en stukjes kaas. De drank gaat er bij mijn buurman goed in en hij wordt steeds luidruchtiger. Hij is goed in vorm want om zijn verhalen wordt flink gelachen. Misschien ligt het aan mij maar ik kan er gewoon niet om lachen. Zou het soms te maken hebben dat ik geen alcohol drink? Dan begrijp je die humor waarschijnlijk niet.
De geur van verse bloemen op de tafel wordt verdrongen door de stank van al gebruikt frituurvet. Het deert niemand. De bitterballen smaken beter dan je door de lucht die uit de keuken komt zou denken.
Mijn buurman is even stil. Hij had toch wat moeite met de twee hete bitterballen die nog ongeschonden zijn mond ingingen. Zijn vrolijke bui is weg en hij geeft de gastvrouw de schuld van de hete ronde ballen. De ontspannen sfeer is verdwenen. Er hangt iets dreigends in de lucht en ik krijg het mij bekende tandarts gevoel. Als ik in de wachtkamer zit te wachten heb ik altijd een gespannen gevoel. Bij verliefdheid vlinders en bij de tandarts bakstenen in mijn buik. Op dit moment lijken de bitterballen wel stenen geworden.
Mijn buurman heeft duidelijk een slechte dronk. Iedereen schreeuwt door elkaar heen en het feest wordt een nachtmerrie. Ik wil weg en krijg nog net de kans om de gastvrouw te bedanken en verdwijn. Op de fiets kom ik weer wat tot rust. De bakstenen verlaten mijn maag.
Als je drie maanden overwintert wil er nog weleens iets veranderd zijn als je weer op het thuishonk bent terug gekeerd. Zo is dochter verhuisd uit het centrum van Amsterdam naar Zuid. Op de toegestuurde foto’s te zien lijkt het een fijn plekkie maar eerst met eigen ogen bekijken. Het huis is leuk maar veel leuker is natuurlijk kleinzoon en kleindochter weer eens live te knuffelen.
De trein vertrekt om 9 uur 40 dus vijf minuten ervoor van huis. Voordeel als je op 100 meter van het station woont. Dit is wel erg makkelijk. Het is druk in de trein maar ik vind een plaatsje naast een vrouw. Van de stoel waar ik mijn oog op heb laten vallen heeft zij een complete opslagplaats gemaakt. Jas, rugzak, sjaal en nog een paar dingen. Kan ik hier zitten, vraag ik. Ehh, ja een moment. Jas wordt opgehangen en de rest van de spullen gaan onder de stoel voor haar. De trein spurt weg en ik val met een plof naast haar op de nu lege stoel.
Ik heb tegenwoordig in ieder oor een gehoordingetje. Niet lekker maar ook wel weer lekker want ze staan in verbinding met mijn telefoon en zo kan ik muziek luisteren of een podcast. Dat laatste doe ik en ik zit net goed in het verhaal als de vrouw onrustig om zich heen begint te kijken. Ze kijkt naar mij, draait haar hoofd naar achteren, gluurt naar voren en langs mij heen naar de mensen aan de andere kant van het gangpad. Ik kijk haar aan en vraag zonder woorden, alleen mijn wenkbrauwen wat optrekkend of er iets mis is. Ik zet de podcast uit en ze fluistert, ik hoor allemaal stemmen. Het kwartje valt direct bij mij. Ik heb het volume wat hard staan en omdat je zo dicht naast elkaar zit kan zij bijna meeluisteren. Dit is een stiltecoupé, zegt ze. Ik wil geen geluid daarom zit ik hier. O sorry, ik had niet door dat het zo hard was. We fluisteren nog wat over en weer en ik begin de krant dan maar te lezen. In Utrecht gaat ze eruit. Met enige moeite probeert ze haar jasje aan te trekken maar het lukt niet zo. Ik help haar even en ze zegt bedankt, ja het is ook zo’n nauw jasje. Ik laat haar door en ze schenkt me een prettige glimlach.
55 minuten later dan dat ik instapte stap ik uit op station Amsterdam-Zuid(as). Het is nu nog 1,3 km lopen naar het huis van dochter. Als je het station uitkomt sta je midden tussen de hoge moderne gebouwen van de “zuid-as”. Links en rechts restaurants en koffietentjes maar ook een AH to go. Hier even een koffiepauze al is het niet de bedoeling dat je hem daar opdrinkt, go. In het verlengde van het station ligt de Minervalaan. De naam is ontleent aan de Romeinse Godin Minerva, de godin van het verstand. Mijn gezonde verstand vertelt me wel dat dit niet echt een verkeerde plek is om te wonen. Het eerste stuk is een brede boulevard met prachtige bomen, nu nog even zonder blad. Aan weerszijden riante vrijstaande villa’s. Achter de hekken met overal camera’s staan de auto’s uit het hogere segment. Denk hierbij aan Porsches, Mercedes g klasse terreinwagens en de duurste Audi’s. Nu weet ik niet of het een vereiste is om hier te mogen wonen maar bij bijna elke villa stond ook een elektrisch stadsautootje. Eigenlijk een soort Canta voor mindervaliden maar dan voor de happy view. Ja het is zo lastig parkeren met de grote auto in de van Baerlestraat. Dat overdekte fietsje is echt onmisbaar.
Heerlijk in de zon verder lopend merk ik dat het voorjaar al begonnen is. De narcissen staan al in volle bloei.
Als we de de hoek omgaan staat kleinzoon ons al op te wachten. Drie maanden vond hij wel wat lang. Dochter en kleindochter zwaaien ons vanachter het glas toe. Wat een enthousiaste warme ontvangst. Bij verkoop van je huis wordt geadviseerd om voor een bezichtiging een appeltaart te bakken. Ruikt zo lekker. Dochter heeft er ook een gebakken, hij staat nog even in de oven. Zo wat was hij lekker. De foto’s van het nieuwe plekkie die we te zien kregen toen we in Spanje waren zagen er goed uit maar nu in het eggi kan ik zeggen, wat een heerlijke plek.
Als je voor één dag iemand anders kon zijn, wie zou dat dan zijn en waarom?
De vraag van vandaag is duidelijk maar voor mij in eerste instantie niet zo makkelijk. Wie zou ik weleens een dagje willen zijn. Er komen een lading personen voorbij. Swiebertje zou ik wel leuk vinden. Een vrolijke vrijbuiter die het leven niet al te serieus neemt. Even een bakkie leut en taartje doen bij Saartje. Bromsnor een beetje uitdagen. een goed gesprek met de burgervader, de barones terzijde staan en een beetje rommelen met malle Pietje. Weet je niet wie Swiebertje is? Even een opfrissertje.
Maar Swiebertje is niet echt en ik wil eigenlijk helemaal niet een ander zijn. Ik blijf liever mijzelf maar stel dat het zou moeten dan is er eigenlijk maar een waar ik wel eens een dagje mee zou willen ruilen.
We kennen elkaar door en door. Denken vaak aan de zelfde dingen. Maar ik zou echt weleens in haar vrouwelijke koppie willen kruipen. Eens kijken wat het verschil nu is om een man of een vrouw te zijn. Het is zoiets als ervaringsdeskundige, b.v. mensen die een bijna doodservaring hebben gehad kunnen dat gevoel alleen maar met elkaar delen. Als buitenstaander kun je dat moment misschien wel voorstellen maar echt weet je het niet. Daarom kruip ik dus als het persé moet een dagje in de huid van mijn lief.
Heb jij ook iemand in wiens huid je een dagje zou kunnen kruipen?
Iedere dag ontvang ik een tip om over te schrijven vandaag: Beschrijf het meest ambitieuze doe-het-zelfproject waar je ooit aan bent begonnen.
Nu ben ik van huis uit geen doe- het- zelver. Ik kan mij niet herinneren dat mijn vader ooit een hamer of verfkwast in zijn hand had. We woonden altijd in een bedrijfswoning en een maal per jaar gaf mijn vader door wat er aan onderhoud gedaan moest worden. Daar kwam dan altijd iemand voor. Maar goed ik ging trouwen en we kochten een woonboot. Goed onderhouden er hoefde niets aan gedaan te worden. Na twee jaar vertrokken we van Haarlem naar Ede. We gingen boven de zaak wonen en warempel ik ging schilderen en een toen voor die tijd, 1974, ruw gestucte wand maken. Dat was helemaal in, beetje bistro stijl. Biezen matten op de vloer. Lekker makkelijk, al het stof ging er zo doorheen.
Op een keer gingen we bij schoonmama op bezoek in Haarlem en bleven daar ook slapen. Harry kun jij misschien een kastje ophangen in de keuken? Moet geen probleem zijn, doe ik even. Pluggen, schroeven en waterpas bij de hand. Lekker wandje, de boor ging er doorheen of het een pakje boter was. Iets te diep geboord maar de pluggen gingen er makkelijk in en die zetten natuurlijk uit als je de schroef erin draait. Dit voor mijn toch wel ambitieuse project liep voorspoedig. Binnen een uurtje hing het kastje keurig waterpas en schoonmama helemaal in de wolken. Ze ging hem direct inruimen. Het was een kastje met twee planken erin dus drie verdiepingen. Allemaal mooi servies en wat glazen en zelfs nog wat ruimte over. Ik was best wel een beetje trots. Na een gezellige avond lagen we al vroeg boven in bed.
Ik was in diepe slaap toen ik een oorverdovend lawaai hoorde. Het leek wel of het hele huis instortte. Bed uit en naar beneden. Op de grond van de keuken lag het mooie kastje. Het deurtje lag ernaast en de grond was bezaaid met prachtige gebloemde scherven. Dat waren de resten van het eens zo mooie Franse servies. Mijn trots maakte plaats voor schaamte. Mijn schoonmama was in alle staten. Mijn opmerking, scherven brengen geluk viel ook niet in goede aarde. Het voordeel van dit alles is dat ik nooit meer gevraagd werd om iets van een klusje in haar huis te doen.
Ik hou mij toch maar liever bij het koken en bakken.
Het is altijd weer moeilijk afscheid te nemen van het “overwinterleven”. Voor mij bestaat dat leven zeker als ik niet rondtrek maar voor langere tijd op een vaste plek verblijf uit, niet te vroeg wakker worden. Beginnen met thee en een beschuitje. O wat hoor ik? Een claxon? Dat moet de bakker zijn. Lekker knapperig stokbrood, je kent het wel. Na een paar weken ligt je gehemelte open maar heerlijk en dat voor 90 cent. Uitgebreid de digitale krant lezen, kopje koffie het liefst met een plak(je) gemberkoek. Ook hier verkrijgbaar. Ik probeer wat oefeningen te doen, Scheren, douchen en zo is het al snel 12 uur.
Tijd om te ontbijten. Tijd voor yoghurt met muesli of het stokbrood. Stukje lopen zo tussen de 4 en 8 km. Boodschappen doen. Als het weer het even toelaat en dat doet het vaak, gezellig keuvelen met mede overwinteraars. Weer eten, als de WiFi het doet het journaal kijken. Foto uitzoeken voor instagram, wat schrijven en lezen. Weer een dag voorbij, wat gaat de tijd snel.
Maar nu afscheid nemen van al die lieve mensen hier en weer on the road. Zeven dagen om in Ede te komen. Eerst nog kijken of we nog wat bloeiende amandelbomen kunnen scoren.
We nemen niet de kortste weg naar huis maar gaan nog even door een gebied waar veel amandelbomen staan. Deze moeten in deze tijd van het jaar volop in bloei staan. Het weer is niet om over naar huis te schrijven maar ik doe het toch. Het is bewolkt en behoorlijk koud. Door die kou van de afgelopen weken staan de bomen bijna nog niet in bloei. De weg door de bergen is altijd mooi het is alleen even oppassen voor de vele wielrenners die hier trainen.
Vandaag niet veel bloesem gezien en we vinden een slaapplaats naast een bodega in La Font de la Figuera. We zagen deze plaats op een verkeersbord staan en ik dacht direct met zo’n naam moet het toch wel een mooi plaatsje zijn. Waar woon je? In La Font de la Figuera, dat klinkt toch heel anders dan ik woon in Ede. Maar dat laatste heeft weer als voordeel bij het invullen van formulieren. De ruimte op zo’n formulier is waarschijnlijk te klein voor La Font…………..
Het plaatsje heeft maar 2109 inwoners maar wel een hele grote wijn coöperatie. Wat ook opvalt hier in Spanje dat hoe klein zo’n gemeenschap ook is er altijd wel voldoende sport accommodaties zijn. Hier ook weer, een grote sporthal, groot open zwembad, padelbanen en voetbalveld. Als je dus een plaatsje zoekt waar je in je camper kunt overnachten is het meestal wel te vinden bij zo’n sport accommodatie. Wat dit plaatsje voor mij iets extra’s geeft is dat de Camino de Levante er doorheen loopt en er zelfs een kleine albergue is. De Levante begint in Valencia en gaat in Zamora over in de Via de la Plata.
Natuurlijk is er een kerk. Gebouwd in 1516. In verval geraakt en gerestaureerd. In heel goede staat is de openbare wasplaats, de Font. Het is een rustige plaats om te overnachten.
Ja hoor daar zijn ze dan de bloeiende amandelbomen. Het heeft even geduurd maar eindelijk kunnen we ze bewonderen.
Ieder jaar als we naar en van de kust gaan en komen zien we onderweg een afslag naar Teruel. Het komt er alleen niet van om die afslag te nemen en er eens een kijkje te gaan nemen. Deze keer wel. We rijden de stad in en vinden direct een parkeerplek. Eigenlijk niet echt vinden want deze plek staat op de app park4night. Hij ligt dicht bij het station en precies onder de oude bovenstad. Het is een nogal rommelig terrein met veel campervans. De meeste zijn zelfbouw busjes en het valt mij op dat er geen kant en klare campers staan. Voor ons is een nachtje hier goed te doen zeker om dat we speciaal voor de stad komen.
We lopen de prachtige trap, puf puf, op en staan direct in de oude stad. We treffen het, vanavond begint hier een feest. Ooit leefden hier twee verliefden. Juan Diego Martinez de Marcilla en Isabel de Segura. Diego had geen fortuin om met de rijke Isabelle te trouwen dus ging hij op reis om zo te proberen de broodnodige peseta’s bij elkaar te sprokkelen. Hij kreeg het voor elkaar en zes jaar later keerde hij vol blijde verwachting terug. Zes jaar is wel lang en daar wilde de familie van Isabelle niet op wachten. Ze was uitgehuwelijkt. Diego hoorde dit verschrikkelijke nieuws en overleed ter plekke aan één gebroken hart. Niet veel later ging ook Isabelle. Zij zag het levenloze lichaam van haar geliefde en ook haar hart begaf het. Ze hadden in die tijd ook nog geen AED’s om te reanimeren dat betekende dus einde verhaal. In het Mausoleo de los Amantes liggen de twee lichamen en twee liggende beelden die elkaars handen voor altijd vast houden.
Ieder jaar zo rond Valentijnsdag wordt dit herdacht met een middeleeuwse markt en men zegt zelfs dat dit dan de meest romantische plaats van Spanje is. Het liefdes verhaal wordt nagespeeld door acteurs en in de stad is het een groot romantisch feest. s’Avonds om negen uur begon dat toneelstuk in de openlucht. De acteurs schreeuwden natuurlijk in het Spaans. Heel rap en keihard. Na een paar minuten zijn we ergens anders heen gegaan, even een kopje thee drinken in oosterse sferen. De stad was mooi aangekleed en alle kooplui liepen in traditionele kleding. Het echte feest met de grote eetfestijnen begint pas morgen en dan zijn we alweer on the road.
Teruel is echt een bezoek waard. Nu door het feest een beetje moeilijk te zien maar het heeft prachtige gebouwen in de Mudéjar bouwstijl. Het ligt aan de rivier de Turia en wordt door ravijnen omgeven van de Siërra Albarracin en de siërra de Gudar. Vanaf de achtste eeuw lange tijd onder Moors bewind en dat is nog duidelijk te merken. de laatste Moorse moskee werd gesloten in 1502. In de burgeroorlog is de stad behoorlijk verwoest. Gelukkig zijn er vier Mudégar torens ongeschonden gebleven. Deze zijn trouwens UNESCO werelderfgoed. Het zit er dik in dat we hier nog een keer terug komen.
Na deze stad vervolgen we onze weg weer richting het Noorden. Daarover een volgende keer. Warme groet en een glimlach.
Plaats om te overnachten in de camper. adres: avinguda 9 d’octobre, la Font de la Figuera. Coördinaten N38°48’31.6”. W0°52’59.9”
Park4night nummer #123339. 5 carretera Villaspesa. Dag en nacht parkeren. Gratis geen voorzieningen.
Het winkelkarretje voor mij uitduwend wordt het pad geblokkeerd door een keurige vrouw van middelbare leeftijd. Op het eerste gezicht lijkt het dat ze probeert te ontcijferen wat er op de verpakking staat. Binnenin de verpakking zie ik vier roze koeken. Het is dan wel Spanje maar zo op het eerste gezicht lijkt mij dit een Nederlandse of Belgische vrouw. Ik wacht even geduldig tot ze opzij gaat maar ze merkt mij niet op en blijft gewoon door staren op de verpakking. Pardon, mag ik er even langs? Verschrikt kijkt ze opzij en doet zonder een woord te zeggen een stapje naar voren. Zo ik ben erlangs en kan door met het uit de vakken halen wat er op mijn lijstje staat. Daar staan alleen dingen op die ik echt niet moet vergeten. Koffie, boter en nog een paar dingen. Gisteren het laatste stuk van mijn favoriete chocolade opgegeten. Tony’s Chocolonely donkere melk. Heerlijk. In het kader van teveel calorie inname had ik mij voorgenomen om die maar eens een tijdje niet te kopen. Op mijn weg naar de koffie loop ik langs het Tony’s vak en voor ik er erg in heb ligt er al een plak in mijn karretje. Ik hoef in iedere geval niet op de verpakking te kijken. Ik weet zo ook wel dat het veel te veel calorieën voor mij zijn. Maar ja ik heb hem al met mijn handen aangeraakt dus terug leggen is ook geen optie. Dan toch maar ermee naar de kassa.
Op weg naar de kassa kom ik weer door het pad van de koeken en krijg nou wat, die vrouw staat er nog. Het pakje met roze koeken in haar hand. Zou zij ook met zichzelf afgesproken hebben om wat te minderen met verkeerde calorieën? Neemt ze ze wel of niet. Ik heb het niet afgewacht.
Onderweg van de winkel naar mijn mobiele huisje kon ik de roze koeken niet uit mijn gedachte krijgen. Vroeger vond ik ze ook lekker. Waar komen ze eigenlijk vandaan?
In Amsterdam worden ze Mussolientjes genoemd. Ja inderdaad naar de dictator Mussolini. De koeken werden hier geïntroduceerd door de Italiaanse ijsbereiders die hier naartoe kwamen. Men denkt dat ze ergens begin 1900 bedacht zijn. Andere namen voor de koeken zijn, fondant cake of glacékoek maar rozekoek bekt lekkerder. Voor de roze fondant wordt natuurlijk een kleurstof gebruikt. Meestal cochennille. Dit wordt gemaakt van de conchenilleluis. Dit is een luis die op Tuna cactussen leeft. Lust je ze nog? Er wordt ook weleens rode bieten sap gebruikt maar meestal weer in combinatie met een synthetische azokleurstof.
Ik vermoed dat de vrouw in de winkel dit allemaal wist en aan het uitzoeken was welke kleurstof er nu eigenlijk gebruikt werd.
Trek gekregen in een roze koek? Ik ga toch liever voor de zwarte bessen walnoot cake. Onder de knop vind je het recept.
Harry opschieten. We gaan wandelen. Ik heb geen zin. Niet zeuren we gaan even naar de Hertenkamp.
Heel lang geleden speelde dit zich af. We woonden in Haarlem en mijn herinnering is dat we, als Blauw-Wit niet thuis speelde, in het Olympisch Stadion in Amsterdam we op zondagmiddag altijd “moesten” wandelen. Als B-W wel thuis speelde gingen we naar Amsterdam met de tram die toen nog tussen Haarlem en Amsterdam reed. Mijn moeder en twee zusjes naar Oma en ik met mijn vader naar het stadion. Toen was ik al geen voetbal liefhebber en had geen geduld om zo’n hele wedstrijd uit te zitten. Een beetje teleurstellend voor mijn vader die zelf jaren keeper bij Blauw-Wit is geweest. Niet in het eerste maar toch. De andere zondag was het dus wandelen geblazen.
Wij woonden in het laatste huis van de Grote Houtstraat, woon je niet in Haarlem dan ken je die straat vast en zeker van het Monopolie spel. We liepen over de brug van de Singel en via het Houtplein naar de Dreef. Hier begon het echte werk. De Dreef klinkt heel stijlvol en dat is hij ook. Geen trottoir met tegels maar een breed pad met een soort leem en steentjes. Aan deze dreef ligt ook het paleis waar de broer van Napoleon woonde. Nu in gebruik als provinciehuis. Daar liepen we dan voorbij. Het tempo werd aangegeven door mijn vader. Hij was 1,82 en liep met grote passen. Mijn moeder deed haar best om hem bij te benen maar zij was niet groter dan 1,50 en moest er dus flink aan trekken. Mijn twee zussen en ik renden er achteraan. Ik was een jaar of zes en was toen en nog steeds niet een van de grootste. Het was dan ook topsport. Pap, ik kan niet meer. Kom op jongen, we zijn bijna bij de Hertenkamp. Zo kwamen we uiteindelijk na nog geen anderhalve km maar het leken er wel tien, bij een houten hek waar achter herten en wat lama’s liepen. Het hek helde wat voorover en iets van af de onderkant zat een dwarsplankje waarop ik kon staan. Op die manier kon ik stukjes brood aan de herten geven. Dat was wel iets dat de gigantische looptocht dan weer goed maakte. Als al het brood was uitgedeeld liepen we weer de zelfde weg terug. Ik bleef steeds meer achter en mijn moeder probeerde mij toch over te halen om iets meer door te lopen. Ik wist het toen zeker, later als ik groot ben ga ik nooit wandelen. Toen ik acht was verhuisden we naar Haarlem-Noord. Hier was de Haarlemmerhout niet om de hoek. Hier woonden we aan een drukke weg. Het wandelprobleem was hier mee opgelost.
Ik heb het jaren vol kunnen houden, niet wandelen. alles op de fiets en zodra ik zestien was een brommer en zelfs net achttien een stokoude eend. Toen moest ik plotseling in militaire dienst. Dat worden dus veel marsen. Ook dat viel achteraf behoorlijk mee. Men had besloten dat ik kok moest worden. Ik was kapper en kok begint ook met een K dus dat moet de gedachte erachter wel geweest zijn. Ik vond het trouwens geen slechte keuze, je kan het slechter treffen. Tijdens die koksopleiding gingen we een keer op bivak in de buurt van Katwijk. Leren buiten op open vuur koken en we moesten ook een keer een mars lopen. De sergeant die normaal kookles gaf ging dat leiden. Na misschien 500 honderd meter liepen we een bocht om en eenmaal uit het zicht van de tijdelijke nederzetting kregen wij het bevel, rugzak af en zitten. Het was mooi weer. De sergeant riep, ik vind het wel goed zo, we blijven hier een uurtje en gaan dan weer terug. Dat was het dan. Een mars van een km. Toen ik eenmaal kok was hoefde ik al helemaal niet meer te lopen.
Zo’n zestien jaar geleden kon ik door grote zorgen slecht slapen. Om mijn hoofd wat leeg te maken liep ik al om vijf uur in de morgen op de hei. Lopen, lopen. De afstanden werden steeds groter. Even een rondje Ede- Otterlo. Wat was dit fijn, wat heb ik al die jaren gemist. Een paar dagen achter elkaar lopen, het Krijtlandpad in Limburg b.v. Nog iets verder was De camino naar Santiago de Compostela. Drie maanden onderweg en aangekomen in SdC zei ik, nooit meer. Twee dagen later begon ik al plannen te maken voor de volgende camino en er volgden de jaren erna dan ook nog een paar lange tochten. Ik moest iedere dag lopen, verslaafd heet dat. Hoe is het toch mogelijk dat ik, die echt niet van wandelen hield, zo de andere kant op kon gaan. Nu geldt, een dag niet gelopen is een dag niet geleefd.
Wandelen heeft veel voordelen:
Dit zijn maar een paar voordelen maar er zijn er nog veel meer. Wat ik ook een voordeel vind is dat als je het goed doet het niet zo blessure gevoelig is. Je moet natuurlijk geen artrose in je knieën krijgen. Dit zijn allemaal voordelen maar eigenlijk vind ik het gewoon lekker.
Als ik nu loop moet ik toch vaak aan mijn vader denken. Door zijn snelle loopstijl die ik bij probeerde bij te houden heb ik nu ook nog steeds een flink tempo. Als hij nu zou weten dat ik zo graag loop zou hij het mij vast ook wel vergeven dat ik nog steeds geen liefhebber van voetbal ben.
Warme groet en een glimlach.