W300. schrijf een verhaal van 300 woorden zonder het gegeven woord te gebruiken. Een uitdaging van “mijn gedachten” Geesje.

Het dorp ligt er stil bij, alsof iemand het geluid heeft uitgezet. Ik loop deze ochtend door de opgedroogde rivier die vroeger door het hart van het dorp stroomde. Nu is het een strook stof, keien en scheuren, breed genoeg om er met de Sprinter doorheen te rijden. In de zomer hangt er een geur van hete stenen en roestig ijzer.

Aan de rand staan lege huizen met dichtgetimmerde ramen. Op sommige gevels zie je nog blauwe azulejos met golven erop. Toeristen kwamen hier ooit voor het water, voor de koelte. Nu komt niemand meer. De bar is dicht. De school ook. De stroomgeul blijft.

Ik schop tegen een half begraven centrifuge.  Verderop liggen oude matrassen met de kapok half eruit. Tussen de stenen vind ik plastic, kinderschoenen, een roestige scooter. Alles wat het water ooit meenam, ligt nu bloot. Het lijkt of de rivier zich heeft uitgekleed en mij dwingt te kijken.

Er loopt nog een oude man te schumen in de stroomgeul. Een kromme rug van het zware werk op het land, een huid als een oude zool en een grijze pet op zijn kale schedel. Het komt wel goed, de rivier is altijd teruggekomen maar zijn stem klinkt dun. Hij weet dat het dit keer anders is. De winters zijn korter. De zomers langer. De bergen boven het dorp houden geen sneeuw meer vast.

Aan het einde van de middag trekt de lucht dicht. De eerste druppels vallen. Ik blijf staan in de stroomgeul. De regen is echt, koud op mijn huid. Maar de grond is te hard, te dorstig. Het water verdwijnt meteen. Misschien begint herstel niet met water, maar met herinneren wat stroming ooit betekende, en hoeveel zorg nodig is om haar terug te laten keren. Voor dit dorp, de wereld en voor onze nakomelingen.