Er was eens, daar begint een sprookje vaak mee. Maar dit is geen sprookje. Ik loop in het bos aan de rand van een stilte gebied. Geen mensen, geen honden. Alleen het geluid van de bladeren die door mijn schoenen verplaatst worden. De geur van vochtige bladeren en bomen komen mijn neus in als een aards parfum.

De bomen met hun kale takken kijken op mij neer als Goliath op David. Bij een van hen blijf ik wat langer staan. Hij lijkt een ingang te hebben die is dicht getimmerd. Ik maak een foto en op dat moment hoor ik een stemmetje, sluit je ogen en kijk. Vooruit dan maar, ogen dicht en kijken.

Deze ingang is gesloten

Het is alsof het gordijn in het theater open gaat. Op het toneel een bos met in het midden de boom waar ik voor sta. De lichte plek is open en er klauteren kleine mensjes met grote oren en rode mutsen op hun hoofd in en uit de boom. ze hebben er duidelijk plezier in.

Mijn ogen gaan weer open en het gordijn sluit. Zullen we verder gaan hoor ik mijn lief zeggen. Ehhh ja. De bomen zijn de bomen weer.