De nieuwe maand, een nieuw verhaal. de schrijfuitdaging van Bert. Maak een verhaal waar deze woorden in voorkomen: Parkeerplaats – Teken – Speer

Thijs schrikt wakker van het schelle belgeluid van zijn telefoon. Hij is direct klaarwakker, gooit zijn lange stelten naast het bed en blijft even zitten. Zes uur. De lucht buiten is nog donker, alleen het oranje licht van de straatlantaarns dringt de kamer binnen.

Vandaag is een bijzondere dag. Vandaag moet hij beslissen of hij die felbegeerde functie van stafmedewerker aanneemt. Geen negen-tot-vijf baan, maar altijd paraat staan. Hij heeft de voor- en nadelen eindeloos afgewogen, maar zijn besluit staat vast: hij pakt zijn kans.

Hij vult zijn mok met koffie en staart uit het raam. De stad ontwaakt langzaam. Het geluid van een tram in de verte, de stadsreiniging die het vuilnis ophaalt, fietsen die als je geluk hebt er nog staan en van hun sloten worden ontdaan. Toch voelt hij een leegte die hij niet kan plaatsen. Alsof er iets onaf is gebleven, iets wat hij jaren geleden onderweg heeft laten liggen.

Zijn blik valt op een doos in de hoek van de kamer, halfvol met oude foto’s. Tussen vergeelde vakantiekiekjes steekt een opname uit: een jonge man en een meisje op een parkeerplaats, achter hen het bord Landgoed Staverden. Hij glimlacht. Annabel.

Hij hoort haar stem weer, helder als de witte was aan de lijn in Urk. Ze hadden elkaar daar toevallig ontmoet, op een zonnige herfstdag, vijfentwintig jaar geleden. Hij was met vrienden op wandeltocht, zij met een rugzak en een kapotte kaart, verdwaald tussen de bossen.

Wat volgde waren weken vol intensiteit, picknicken op het gras bij de witte pauwen die al vanaf 1400 bij dit kleinste stadje van Nederland horen. Ze ging met hem mee naar Ermelo waar hij toen woonde. Gesprekken tot diep in de nacht, hun handen en mond die elkaar als vanzelf vonden. Ze wilde dat het altijd zo zou blijven maar ze moest terug naar Nieuw-Zeeland.

Ze hadden afscheid genomen op diezelfde parkeerplaats waar ze elkaar voor het eerst zagen. De lucht rook naar regen en natte bladeren.

Als we elkaar ooit weer ontmoeten, had ze gezegd, zal je het weten aan het teken.

Welk teken? had hij gevraagd.

Ze glimlachte geheimzinnig, plukte een pauwenveer veer uit het gras en hield hem omhoog.

Een veer, lang en spits als een speer. Als je die ooit krijgt, dan weet je het.

Daarna was ze vertrokken. De jaren kwamen en gingen. Zijn leven vulde zich met studie, werk, relaties die oplaaiden en doofden. Maar ergens bleef het knagen, die veer, dat teken. Niet voor niets hielden zijn relaties geen stand. De onrust en het verlangen bleven.

Thijs zet zijn mok neer en pakt zijn jas. Hij moet door, vandaag telt. Terwijl hij naar de deur loopt, ziet hij iets op de mat liggen, post. Een folder, een rekening en een kaart.

Op de voorkant: een foto van witte pauwen op het landgoed van Staverden.

Op de achterkant, met sierlijke hand:

Sometimes a promise isn’t romance, it’s direction.

Geen afzender. Geen datum. Alleen een dunne witte veer, met tape vastgeplakt aan de rand.

Hij voelt zijn hartslag verhogen. Een tinteling trekt door zijn armen. Toeval? Een grap? Of het teken waar hij vijfentwintig jaar op gewacht heeft?

Thijs laat zich op de grond zakken, de kaart nog in zijn hand.

Buiten trekt de eerste tram voorbij. De dag is begonnen.

Maar in zijn hoofd hoort hij maar een ding.

Ik moet naar Staverden