Als ik op mijn achterbalkon sta, zie ik hem meteen: de wieken van de Keetmolen. Niet zomaar een molen, maar een rijksmonument met een geschiedenis.

De naam “Keetmolen” is wat misleidend. Je zou denken dat er een feestkeet naast staat om eens lekker te keten maar nee, het verwijst naar een eenvoudige werkkeet die hier halverwege de 19e eeuw stond. In die keet sliepen de spoorwegwerkers die de lijn Arnhem–Utrecht–Barneveld aanlegden. Later deed diezelfde keet dienst als stationnetje voor Ede-Wageningen.

De molen zelf zag in 1858 het levenslicht. Oorspronkelijk een houten achtkante stellingmolen, tot een blikseminslag in 1865 hem in de as legde. Maar Edese molens geven niet zomaar op, een jaar later in 1866 stond hij er weer, nu steviger, met een stenen bovenbouw en een aarden wal eromheen. Daarmee werd hij uniek, de enige stenen achtkante beltmolen van Nederland.

Door de eeuwen heen maalde de Keetmolen rogge, boekweit en later ook gerst. In de oorlogsjaren bood hij zelfs een kort onderkomen aan Engelse soldaten die zich na de Slag om Arnhem moesten verschuilen. Daarna raakte hij langzaam in verval, tot de gemeente Ede hem in 1971 adopteerde en later liet restaureren.

Vandaag de dag draait hij weer, niet elke dag, maar iedere vrijdag. Vrijwillige molenaars zetten de wieken in beweging en houden de traditie levend. Voor mij is het een vertrouwd geluid: het zachte zoeven van de wieken door de lucht.