Feuilleton, aflevering 42

Tien seconden, zes lichamen

Tessa gebruikt de trap naar de onderwereld als training. Ze moet in topvorm zijn voor de missie die haar wacht. Met lange, krachtige passen zigzagt ze door het ondergrondse doolhof.

Plots duiken er zes roodkopmannen op uit zijgangen en blokkeren haar pad.

Opzij, mannen. Ik heb haast.

 Haast? sneert de grootste. Denk je echt dat wij zomaar toestaan dat jij in onze organisatie je gang gaat? Onze groep bestaat uit mannen. En dat blijft zo. Jouw vriendje zit ver weg in zijn laboratorium, die kan je nu niet redden.”

Ze stappen langzaam op haar af, grijnzen vuil.

Tessa overziet de situatie in een oogwenk. Nu valt haar weer op waarom zij sneller is dan zij: de Roodkoppen hebben korte, dikke benen en een lang bovenlichaam. Zij juist lange benen en een compact lijf.

Weglopen? Kans van slagen: honderd procent, alleen “weglopen” is een woord dat in haar woordenboek al lang is doorgestreept.

Dan moet ik er maar dóórheen, zegt ze.

Voor het woord, “doorheen” haar lippen verlaat, ligt de eerste al met zijn neus in het zand. De tweede stapt naar voren, Tessa draait haar heupen, zwiept haar scheenbeen als een knuppel tegen zijn dij. Een droog, brekend geluid. Hij kermt en zakt door zijn knieën.

Ze springt op en neer, draait haar romp in een boog—bam. Een keiharde inside leg kick voor de derde. Hij slaakt een rauwe kreet en stort achterover. De rest aarzelt. Fout.

In een flits schakelt ze hen uit, één voor één, precieze trappen op dijen en schenen. Alleen de laatste blijft staan. De grootste van allemaal. Breed, gespierd. Ogen vol haat.

Tessa glimlacht liefjes. Met een vloeiende beweging, als een waterval, zwiept haar been omhoog. High kick. Vol onder zijn kaak. Zijn ogen draaien weg voordat hij de grond raakt. Knock-out.

Tien seconden. Zes lichamen. Uitgeschakeld.

Zonder om te kijken rent ze verder, dieper het gangenstelsel in, op weg naar Durpak. Woedend stormt ze zijn woning binnen. Rent de trap op. Knalt de deur open.

Dit pik ik niet langer! Zes agressieve mannen versperden mijn weg. Dachten dat ze me wel even zouden ‘corrigeren’. Nou, ik hoop dat jullie genoeg ziekenhuisbedden hebben. Tijdens mijn opleiding was ik intensief bezig met Muay Thai. Misschien een idee voor jouw jongens, Durpak. Zo kan het niet langer. Als ze mij niet moeten, werk ik solo. Ik heb belangrijkere zaken aan mijn hoofd dan stoeien met een stel lapzwansen. Plotseling trekt een stekende pijn door haar hoofd. Ze knippert snel met haar ogen.

Durpak, die haar strak aankijkt, fronst. Wat is er met je ogen?

Niets. Alleen… de voorouders proberen contact te maken.

 De voorouders?  zegt hij langzaam. Jij staat in contact met de voorouders?

Ja. Ze begeleiden me waar ze kunnen. Ik moet alleen nog leren om het niet te laten merken.

Wat zeggen ze nu?

Dat ik beter niet solo kan werken. Dat ik eerst met die mannen moet praten. De vooroordelen uit de weg ruimen. Daar moet jij voor zorgen, Durpak. En wel snel. Ik neem nu even rust. Over drie uur ben ik terug. En dan verwacht ik je bevelhebber hier. Zo niet? Dan ben ik weg.