De ochtend na de slotdag van las Fallas regent het weer. Er ligt zoveel water dat ik niet eens bij het strand kan komen. Ik ruim Sprintertje op en vertrek. Een uurtje rijden naar een rustig dorpje, Sueras.

Het is wel leuk dat al deze dorpjes en stadjes hier een lange geschiedenis hebben zo heeft Sueras zijn oorsprong in verschillende Moorse nederzettingen. Na de christelijke herovering schonk koning Jaume I in 1260 het dal aan zijn zoon, Pere I d’Ayerbe. Later kwam het gebied onder het beheer van de hertogen van Medinaceli. Na de verdrijving van de Moren in 1609 raakte het dorp tijdelijk ontvolkt, maar in 1611 vestigden zich nieuwe bewoners. In de 18e eeuw groeide Sueras zomaar nou ja zomaar, er moest natuurlijk wel wat voor gedaan worden, naar 567 inwoners in 1787. Op zijn top woonden er 1.206 mensen maar zo langzamerhand liep dat weer terug naar het huidige aantal van 520.

Ik was hier al eerder in oktober 2023. Toen waren die stierenfeesten er. Niet leuk om mee te maken. Nu pak ik de fiets en rij op mijn gemakkie naar de Fuente de Castro. Verborgen in het groen van de Sierra de Espadán kom ik aan bij de Fuente de Castro. Zestien stralen zuiver bergwater vinden hier al eeuwenlang hun weg naar beneden. Een plek van rust, eenvoud en geschiedenis. Hier dronk de herder, rustte de wandelaar, en stroomt het leven nog altijd in stilte voorbij. Alleen het geluid van het stromende water, verder niets.

De Fuente en een stukje Sueras

In de plaatselijke kroeg zit ik aan een cortado en probeer de krant wat te lezen. Mijn oog valt op weer een feestweek. Halfuur rijden van hier in Costellon de la Plana wordt het feest van Magdalena gehouden. Daar ga ik maar eens kijken. Tot later dan.