Ben ligt plat op zijn buik in het natte mos. Op 20 centimeter voor hem staat een grote paddenstoel. In dit standje moeilijk maakt hij de ene na de andere foto van de onderkant, gesloten als een raam met luxaflex ervoor.

Hij schuift nog iets dichterbij, nog een foto. Dan hoort hij iets, een tak breekt. Het is niet het bekende geluid van een vogel of van een ree. Dit is zwaarder. 

Langzaam heft Ben zijn hoofd op, zijn adem stokt. Tussen de berkenstammen staat een wolf. Groot. De ogen geel als herfstbladeren in de laatste zon.

Ben bevriest. De wolf ook. Alleen het hijgen verraadt leven.

Dan ziet hij het: de linker voorpoot hangt half omhoog. In de zool steekt een donkere, kromme doorn. Bloed kleurt  het groene mos rood.

Ben fluistert zacht, zonder te weten waarom: Rustig maar meisje, ik doe je niks. Laat mij je helpen. De wolf piept zacht. Zij zakt langzaam door haar poten, legt de kop schuin, alsof ze de stem herkent.

Ben kruipt op zijn knieën centimeter voor centimeter dichterbij. De lucht ruikt naar aarde, natte bladeren en angst. Voorzichtig steekt hij zijn hand uit. De wolf gromt, trekt even terug, maar blijft.

Ben haalt met een bevende hand zijn Zwitserse zakmes uit zijn zak en met het tangetje rukt hij in een keer de doorn uit de poot. Het bloed glijdt over zijn hand. De wolf likt de wond schoon en kijkt Ben aan. Een paar seconden die wel uren lijken. Dan draait het teefje zich om, doet een paar hinkende passen, kijkt achterom. Het lijkt of hij Ben uitnodigt hem te volgen.

Hij aarzelt maar besluit het dier te volgen.

Zijn laarzen zakken in het mos. Het pad verdwijnt. Hij passeert het bord Rustgebied – verboden toegang.

De stilte wordt dikker, dieper. Het bos lijkt hem in te slikken. Na een paar minuten stopt de wolf bij een open plek. Tussen de varens ligt een hol. Er beweegt iets. Drie kleine welpen, hun ogen nog half gesloten, piepen zacht.

De wolf laat zich zakken en de kleintjes kruipen instinctief naar haar buik, op zoek naar de warme tepels, diep verscholen in de grijze vacht. Een zucht ontsnapt haar, zacht, bijna menselijk.

Ben kijkt toe, alsof hij getuige is van een oeroud ritueel dat zelden nog door mensenogen wordt gezien. Hij voelt een trilling door zich heen gaan, niet van angst, maar van iets anders. Vertrouwen. Verbinding. Twee werelden die elkaar normaal ontwijken, raken elkaar even aan.

Hij tilt zijn camera op om die ene gouden plaat te schieten. Maar dan legt hij hem weer neer. Sommige beelden zijn niet bedoeld om vast te leggen. Ze zijn bedoeld om te bewaren diep vanbinnen, waar geen geheugenkaart bij kan. Dit intieme beeld mag niet gedeeld worden alleen al om te voorkomen dat  wolvenspotters massaal dit verboden gebied binnen dringen en de natuur verstoren.

Ben’s handen ruiken naar aarde, bloed en wolf, langzaam loopt hij achteruit en keert terug naar het gebaande pad. 

Hij ziet een groepje fotografen staan, een vraagt hem — heb je nog leven gezien? Ja……..heel veel paddenstoelen.